Wat is nachtelijke onrust eigenlijk?

Nachtelijke onrust. Het is een term die je regelmatig hoort in de zorg, vooral bij ouderen met een vorm van cognitieve achteruitgang zoals dementie of Alzheimer. Maar als je probeert precies te achterhalen wat het is, blijkt het al snel vager dan gedacht. Voor mijn afstudeeronderzoek ben ik daarom gestart met een literatuurstudie om dit begrip beter in beeld te brengen en een nieuwe, werkbare definitie te formuleren. 

Opzoek naar de definitie

Nachtelijke onrust: één term, vele betekenissen

In de praktijk wordt nachtelijke onrust vaak genoemd als reden voor verhoogde zorgvraag, ongevallen of een verstoord dag-nachtritme. Maar wanneer in de wetenschappelijke literatuur wordt gedoken, blijkt dat de definitie per studie verschilt. De ene studie ziet nachtelijk dwalen als onrust, terwijl een andere focust op slapeloosheid of agressie. Hierdoor wordt het lastig om het probleem objectief te meten of met technologie te herkennen.

Wat wel consistent terugkomt in de literatuur, is dat nachtelijke onrust een gedragsmatig fenomeen is: het gaat om acties, bewegingen of gedragingen tijdens de nacht die afwijkend zijn. Denk aan regelmatig uit bed stappen, doelloos rondlopen, veelvuldig draaien, de kamer verlaten en vallen of vallen.

De brug tussen literatuur en praktijk

Natuurlijk is wetenschappelijke literatuur niet de enige waardevolle bron van informatie. Hoe zouden de mensen die dagelijks te maken hebben met nachtelijke onrust deze term eigenlijk omschrijven? Wat valt daar volgens hen wel onder en wat juist niet? Het zou ontzettend waardevol zijn om de praktijkervaring van psychogeriatrische zorgmedewerkers te combineren met wat er in de literatuur bekend is. Precies dat heb ik gedaan.

En wat blijkt? De praktijk bevestigt voor een groot deel wat in de literatuur wordt beschreven. Door inzichten uit de zorgpraktijk te koppelen aan theoretische kennis, kon ik de vijf belangrijkste kenmerken van nachtelijke onrust scherp definiëren.

Naar een bruikbare definitie voor zorg en technologie

Op basis van deze inzichten stelde ik een nieuwe definitie voor:

“Herhaalde en atypische gedragingen tijdens de nachtelijke uren, zoals verhoogde motorische activiteit in de vorm van doelloos rondlopen, interactie met de omgeving en pogingen om de kamer te verlaten, wat risico’s met zich meebrengt zoals een verhoogd valrisico.

Deze definitie is concreter én bruikbaar voor technologische toepassingen. Als we weten waar we op moeten letten, bijvoorbeeld herhaald uit bed stappen of doelloos bewegen, dan kunnen we systemen ontwikkelen die dit automatisch herkennen. Daarmee legt mijn literatuurstudie niet alleen een inhoudelijke basis, maar ook een brug naar het technische deel van mijn afstuderen.

Wat me vooral opviel tijdens het literatuuronderzoek, zijn de gevolgen van nachtelijke onrust voor ouderen zelf. Onrust ’s nachts kan leiden tot valincidenten, verwarring, of zelfs versnelde cognitieve achteruitgang. Tegelijk vraagt het veel van zorgverleners, die vaak ’s nachts met beperkte bezetting werken. Een betere definitie is dus niet alleen van academisch belang, maar ook van praktische waarde: het helpt ons gericht te meten, te signaleren en uiteindelijk te ondersteunen.

Met die nieuwe definitie in de hand begon ik aan de volgende uitdaging: Hoe maak je nachtelijke onrust zichtbaar, zonder de privacy van bewoners te schenden? Daarover meer in het volgende blog!
Luka de Koning
Msc. Biomedical Engineering